bel voor meer informatie  06-16274392

Psyche en ziel

Vincent Botella, 2007©


'Psyche' betekent 'ziel'. Het is een verbastering van het oude Griekse woord psûche, dat door de apostel Paulus in het Nieuwe Testament werd gebruikt om de ziel (het Hebreeuwse rua, 'levensadem') mee aan te duiden. Door toedoen van Paulus, zelf een Griek, kwam het woord 'psyche' zodoende in de westerse, christelijke cultuur terecht. Het woord psûche betekende ten tijde van Paulus letterlijk levensadem (wat later ziel werd) en heeft dezelfde betekenis als prana (Sanskriet) en chi (Chinees), bekende woorden uit andere klassieke culturen die nog steeds een spirituele betekenis hebben. Net als in het Sanskriet en het Chinees, houdt het Griekse psûche nauw verband met adem en bewegende lucht. Oorspronkelijk betekent het namelijk 'kracht die het leven toeblaast (psucho)'. Het Latijnse equivalent was anima, dat gewoonlijk met 'ziel' vertaald wordt, maar oorspronkelijk '(adem)tocht' of 'levensadem' betekent.

Het Nederlandse woord ziel heeft (net als het Duitse Seele en het Engelse soul) een oude Germaanse oorsprong. Het houdt verband met het Gotische woord saiwala en het oud-Engelse sahwol. Beide betekenen zoiets als ‘meer’ of ‘binnenzee’. De oude Germanen geloofden dat de ‘geesten’ of de ‘zielen’ van de doden zich ophielden bij meren en binnenzeeën. De woorden zee en ziel hebben nog steeds een klankovereenkomst die op hun oorspronkelijke verband duidt. Hetzelfde geldt voor de woorden sea en soul, en voor See en Seele. Tijdens de vroege middeleeuwen kozen de eerste gotische vertalers van de Bijbel voor het woord Seele om het Griekse psûche van Paulus en het Hebreeuwse rua uit het Oude Testament te vertalen.

Behalve op ‘bewegende lucht’ duidden de woorden psûche en anima op het ‘leven gevende beginsel’ of ‘dat wat tot leven brengt’ in een mens, een dier, een boom of en plek. Deze betekenis vinden we nog steeds terug in uitdrukkingen als ‘bezieling’ of ‘de geest krijgen’, die allebei duiden op ‘tot leven komen (of brengen)’. Nog sterker vinden we het terug in het woord ‘inspiratie’, dat ‘lucht of leven inblazen’ betekent. Zo kon psûche ook zoiets als wat wij tegenwoordig ‘geest’ of ‘psyche’ noemen, gaan betekenen: je niet-fysieke identiteit. Maar ook: een niet-fysieke entiteit, een ‘geest’. Het Germaanse woord ziel leek, qua betekenis, het meeste op het Griekse psûche als niet-lichamelijke bestaansvorm van een levend wezen.


Geest en lichaam

Zoals in alle oude culturen, werd er ook in de Griekse cultuur geen strikt onderscheid gemaakt tussen het zuiver geestelijke en het zuiver lichamelijke. Ze waren, daarentegen, nauw verbonden. Dat is belangrijk om in gedachten te houden als we over de psyche of de ziel nadenken, omdat wij door toedoen van rationalistische filosofieën uit de 17e en 18e eeuw (en hun christelijke voorlopers), dit strikte onderscheid wel maken. Zoals rivieren en meren, storm en regen, zon en maan, planten en dieren zichtbaar en voelbaar bezield waren, zo waren ook het menselijk lichaam en zijn vele onderdelen bezield. Het haar, het hart, de kin, de keel, de mond, de buik, de knieën, het merg in je botten, de spijsverteringsorganen, het bloed, sperma en menstruatiebloed, allemaal hadden ze een concrete spirituele betekenis. In onze ogen abstracte waarden als verbondenheid, liefde, creativiteit, vruchtbaarheid, kracht, inspiratie, moed, evenwichtigheid, hadden fysieke tegenhangers in het lichaam, in de natuur en in de hemels. Er was wel verschil tussen het geestelijke en het lichamelijke, maar geen scheiding. Beide werden gezien als verschillende uitingen van één leven gevend principe.

De belangrijkste bemiddelaar tussen deze van elkaar verschillende domeinen, geest en lichaam, was psûche, de levensadem. Zij was zowel geestelijk als lichamelijk. Psûche gaf een gevoel van vitaliteit, er zin in hebben en geïnspireerd zijn. Ook werden er emotionele opwellingen en een sterk ik-gevoel mee verbonden. Dit was de geestelijke of mentale kant van psûche. De lichamelijke kant was, in de late oudheid, de ademhaling. Frisse, verse lucht inademen en jezelf opladen. Zuchten, oude lucht uitademen en ontspannen. Psûche was zowel geestelijk als lichamelijk en huisde in de borst, het gebied van hart en longen, waar je inborst zit. Deze locatie stoelt op een diepliggende intuïtie. Nog steeds wijzen we op onze borst wanneer we 'ik' zeggen, nooit op ons hoofd of op onze onderbuik (of een ander lichaamsdeel). Dat geldt ook in andere culturen. Psûche was ook verbonden met het element Lucht dat men omschreef als "warm en vochtig", zoals onze adem, maar ook zoals damp en dauw. Ook het Chinese woord chi (of qi) heeft een oorspronkelijke betekenis van “damp en dauw” en “warm en vochtig”.

Psûche behield deze betekenis in de westerse cultuur, zeker tot het einde van de 18e eeuw. Tegen die tijd ontstond bij een aantal intellectuelen het verlangen om ook psûche, inmiddels psyche geheten, wetenschappelijk te onderzoeken. Dat wil zeggen, volgens een methode van denken, uitproberen en waarnemen die in de loop van de 17e en 18e was ontstaan in met name Engeland en Frankrijk. Het is een methode die lichaam en geest (of materie en gedachten) wel strikt scheidt en het scheiden en isoleren (opdelen in zelfstandige eenheden) principieel als een belangrijke onderzoeksmethode hanteert.


Wetenschap en waarneming

Edward Reed, specialist op het gebied van historische psychologie, beschrijft in zijn boek From Soul to Mind dat rond 1800 wetenschappers er van uitgingen dat de ziel (psyche) een soort veld was dat vier elementen bevatte: het lichaam, het bewustzijn, het rationele onbewuste en het irrationele onbewuste. Met het 'rationele onbewuste' werd het vermogen bedoeld om zonder daarbij na te denken, 'onbewust', een taal goed te spreken, te kunnen rekenen, dingen te onthouden en op het juiste moment te reproduceren en andere gecontroleerde en rationele mentale processen waar niet bewust over nagedacht hoeft te worden. Onder het 'irrationele onbewuste' werd het vermogen bedoeld om (emotioneel) geraakt te worden, te (dag)dromen, te associëren, te creëren en andere ongecontroleerde en niet rationele mentale processen, zoals ook dwanggedachten, bedoeld. Deze vier elementen moesten in hun samenhang onderzocht worden, wilde er sprake zijn van een succesvolle wetenschappelijke psychologie, 'leer van de psyche' of 'wetenschap van de ziel'. Indertijd was het voor de betrokken onderzoekers en theoretici vanzelfsprekend dat de ziel ook een zeer belangrijke spirituele component had. Zoals in alle andere culturen, werd ook in de westerse cultuur tot dan toe vrijwel altijd gesproken over psyche en ziel in een spirituele context.

Tegen 1900 moest de internationale gemeenschap van onderzoekers van de psyche, middels publicaties die over en weer reageerden, toegeven dat dit ambitieuze project mislukt was. De psyche (het geheel van lichaam, bewustzijn, rationeel en irrationeel onbewuste) was te groot en te complex om goed onderzocht te worden. Men besloot de psyche op te delen in verschillende onderzoeksterreinen in de hoop dat ze op een later tijdstip, ergens in de 20e eeuw, weer bij elkaar zouden komen om een totale wetenschap van de ziel te vormen. Dat gebeurde niet. In de 20e eeuw zou de 'wetenschap van de ziel' nog veel vaker opgedeeld worden in deelspecialisaties die telkens te groot bleken om goed onderzocht te kunnen worden.

Het onderzoek naar lichamelijke processen, al of niet in samenhang met de geest, bleek al heel vroeg te ingewikkeld om nog gecombineerd te kunnen worden met een onderzoek naar de geest. Het maakte zich los als medische wetenschap en psychiatrie, waar een sterk medisch-lichamelijk model wordt gehanteerd van de psyche. Psyche ging door deze afscheiding van het lichamelijke steeds meer geest betekenen, zoals wij het woord tegenwoordig opvatten wanneer wij zeggen dat iets 'psychisch' of 'psychologisch' is. De studie van de psyche werd steeds meer de studie, en de daaruit voortvloeiende therapieën, naar de verborgen, dat wil zeggen, niet direct zichtbare, oorzaken van gedachten en gedrag. De plek waar deze verborgen oorzaken huizen, in welke vorm dan ook, noemde men de psyche of de geest. Of, in materialistische theorieën, de hersenen.

Andere specialismen werden bijvoorbeeld perceptie- en cognitiepsychologie, die het rationele onbewuste gingen onderzoeken. De dieptepsychologie ging zich bezighouden met het irrationele onbewuste. Het (zelf)bewustzijn en het onderzoek naar bewustzijnstoestanden werd vreemd genoeg nauwelijks een onderzoeksterrein. Op enkele uitzonderingen na, nam pas rond 1990 de belangstelling voor dit onderwerp toe onder wetenschappelijk onderzoekers, hoewel het een marginaal gebied van onderzoek blijft dat niet door iedereen even serieus wordt genomen. Hetzelfde geldt voor de dieptepsychologie, die al veel eerder in de 20e eeuw de status 'onwetenschappelijk' kreeg.

Door al deze opdelingen, ging de oorspronkelijke spirituele kernbetekenis van psyche verloren. De studie van wat mensen religieus of spiritueel noemen, kwam terecht bij de godsdienstwetenschappen. Vaak was de godsdienstwetenschap een specialisme van geschiedenis, antropologie, sociologie of psychologie.

In de natuurwetenschappen vond een analoge ontwikkeling plaats. Ik citeer de bioloog Rupert Sheldrake hierover:

“Het oude beeld van de ziel was heel algemeen… Thales, de eerste Griekse filosoof, zei dat de loden steen, de magneet, een ziel had… Een magneet kan op afstand werkzaam zijn, dingen aantrekken of afstoten… Magnetisme en elektriciteit waren op een psychische realiteit, een psychische entiteit [de ziel] gebaseerd… Pas in de negentiende eeuw verving Faraday het oude idee van de ziel door het idee van het veld. In de jaren twintig van de twintigste eeuw betrok Einstein het idee van het veld ook op de zwaartekracht; het veld van de zwaartekracht coördineert het universum en vervult zo de rol die de anima mundi, de ziel van de wereld, in de oude kosmologie vervulde. Vervolgens werd het idee van het veld op de kern van de zaak toegepast: het veld van de kwantummaterie. In de jaren twintig werd het begrip veld ook geïntroduceerd in de biologie in de vorm van morfogenetische, vormgevende, velden… Vermomd als het veld is de ziel weer binnen het terrein van de wetenschap beland.”

Uit: Rupert Sheldrake & Matthew Fox, 1997, Wetenschap & Spiritualiteit, Komos Z & K, pp. 78-79


Halverwege de twintigste eeuw toonde de Zwitserse psycholoog Jean Piaget aan dat kinderen tot hun tiende of elfde denken dat hun gedachten in hun adem zitten, in hun keel of om hen heen. Tegen het begin van de puberteit leren ze de in onze cultuur 'correcte' visie, namelijk dat gedachten onzichtbaar in je hoofd zitten, ook al heeft nog nooit iemand gedachten in een hoofd zien zitten. Zelfs neurofysiologen en helderzienden niet.

In zijn onderzoek naar de werking van het bidden, verzamelde de Amerikaanse arts Larry Dossey in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw honderden wetenschappelijke onderzoeken die de werking van de geest op afstand wetenschappelijk aantonen. Zeer veel, onafhankelijk van elkaar werkende onderzoekers moesten concluderen dat wat we ‘geest’ of ‘psyche’ noemen zich uitstrekt tot ver voorbij de grenzen van onze schedel en zelfs voorbij de grenzen van dit moment. Willekeurig geselecteerde proefpersonen bleken in staat om louter met hun geest, met name met hun intentie, apparaten op duizenden kilometers afstand te kunnen beïnvloeden. Ze waren zelfs in staat de uitkomsten van een ‘toevalsgenerator’ in het verleden en in de toekomst te beïnvloeden! Onderzoeken die oorspronkelijk waren bedoeld om na te gaan of bidden, bijvoorbeeld in gebedsgenezing, echt werkt, bleken voor ons moderne westerlingen verbijsterende gevolgen te hebben voor onze ideeën over de locatie en vermogens van onze geest.

Psycholoog John Klimo verzamelde in dezelfde periode wetenschappelijke onderzoeken naar paranormale vermogens, met name naar de overdracht van informatie op afstand. Hij was niet, zoals Dossey, geïnteresseerd in hoe mensen op afstand andere mensen of apparaten met hun geest kunnen beïnvloeden, maar in het ontvangen van informatie via de geest die niet door mensen is ‘uitgezonden’. Hij was geïnteresseerd in de herkomst en het waarheidsgehalte van profetieën, visioenen, inspiraties, intuïties en ‘doorgegeven’ boodschappen. Hij zocht binnen psychologie, biologie en natuurkunde naar onderzoeken en theorievorming over dit onderwerp en kwam tot de conclusie dat we de hersenen eerder moeten zien als een soort antenne dan als de producent van onze gedachten. Ook hij zag de geest of de psyche als een uitgestrekt veld met daarbinnen, als antenne, onze hersenen die informatie kan ‘oppikken’ uit dat veld.

Ondanks de enorme hoeveelheid bewijzen liepen zowel Dossey als Klimo, die dit materiaal voor het eerst bijeenbrachten, tegen het botte gebrek aan acceptatie van de wetenschappelijke gemeenschap, in weerwil van de hoge wetenschappelijke waarde van de honderden door hen verzamelde onderzoeken.

Zoals Rupert Sheldrake opmerkte, is de oude opvatting over de ziel langzamerhand teruggekeerd in de wetenschap via het concept van een vormgevend krachtveld dat informatie bevat. Er wordt met het concept van een veld gewerkt van de kwantummechanica tot en met de biologie en de psychologie, al geniet het concept niet in elke tak van wetenschap even veel erkenning. De vorm en de werking van dit veld wordt door de geest bepaald. Door de inhouden van de geest, de gedachten, en door de bewegingen van de geest, intenties. De werking van dit veld, de geestkracht, wordt soms aangeduid met de term energie, van het Griekse woord (energeia) voor werking of werkzaamheid. Dit is dus niet energie in de betekenis van brandstof, maar energie in de betekenis van (subtiel) waarneembare werkzaamheid of levendigheid (bezieling).

Samenvattend kunnen we zeggen dat psûche, de ziel, een plooibaar veld van adem en aandacht is en het is een veld dat alles omvat wat geraakt en bereikt kan worden door de adem en de aandacht. De adem zou je het lichamelijke aspect van de geest kunnen noemen. De aandacht zou je het geestelijke aspect van het lichaam kunnen noemen. Ze houden nauw verband met elkaar en gaan zelfs in elkaar over. De ziel is, door deze eigenschappen, een beweeglijk en plooibaar veld van lichamelijke en geestelijk bewustzijn. Het wordt bewogen door de aandacht die zich actief richt, hetzij passief getrokken door iets binnen het veld dat de aandacht trekt of in beslag neemt.

Dit veld strekt zich uit van het binnenste van mijn binnenwereld tot ver in de wereld om mij heen. Het houdt niet op bij mijn huid of bij mijn schedeldak. Dit veld wordt doorlopend gevormd, beïnvloed en geraakt door krachten binnenin mij: emoties, gedachten, voedsel, lichaamsbeleving, genen. En het wordt doorlopend beïnvloed door krachten buiten mij: emoties en gedachten van anderen (al of niet uitgesproken), sfeer, fysieke invloeden, enzovoort. Het is een veld met twee uitersten of twee polen: puur geestelijke kwaliteiten aan de ene kant en puur lichamelijke kwaliteiten aan de andere kant. Daartussen strekt zich een vloeiend overgangsgebied uit van aandacht en adem. Door bewust bezig te zijn met adem en aandacht, kun je er een ‘heel’ of compleet veld van maken. Dan is er niet aan de ene kant een puur geestelijke wereld (‘zweverig’) en aan de andere kant een puur fysieke wereld (‘zwaar’, ‘hard’) waartussen je lijkt te moeten kiezen.

Tegenwoordig denken we al snel dat je een bepaalde psyche, ziel, hebt. Daar ben je mee geboren of je bent zo gevormd. Het is iets dat bij jou door genen of opvoeding is ‘terechtgekomen’ en nu ‘zit’ je ermee. Dit is nu eenmaal jouw psyche met haar eigen leuke en minder leuke kanten. In de meeste spirituele tradities echter moet je de ziel, datgene wat bemiddelt tussen geest en lichaam, zelf maken in de loop van je leven. Het is een scheppingsproces waarbij je een levende verbinding creëert tussen lichaam en geest. Wanneer je die verbinding tot stand brengt, ben je heel. Genezing en heling hebben oorspronkelijk, in hun spirituele betekenis, geen betrekking op herstelprocessen na verwonding of ziekte, maar op het creëren van deze verbinding tussen lichaam en geest. In kosmische termen, de verbinding tussen Hemel (geest, vormen, patronen, structuren) en Aarde (materie, lichaam, tijd).


Energie - Bewustzijn - Creativiteit

Doorgaans zijn we geneigd om levensenergie als een soort brandstof te zien, als iets dat je kunt hebben. Energie is echter bewustzijn. Waar bewustzijn is, daar is energie. Iets wat met aandacht gedaan is, straalt dat bewustzijn uit. Waar de aandacht naartoe gaat, daarheen gaat het bewustzijn. Het is (in tijd- en ruimtetermen) op microniveau het bezielen van de materie van moment tot moment. Telkens heb je de keuze: ik doe niets met mijn bewustzijn en laat alles volgens gewoontepatronen verlopen of ik ben hier bewust bij en vul mijn waarnemingen en handelingen met bewustzijn (= energie = creativiteit).

Het is niet zozeer dat de geest (het bewustzijn) tot de materie 'afdaalt'. Eerder is het zo dat energie, in de vorm van lichamelijkheid, en energie, in de vorm van mentaliteit en mentale inhouden, contact maken en elkaar aanvullen. Het zijn twee polen die elkaar onder ontelbaar veel omstandigheden kunnen ontmoeten, opdat er een vonk kan ontspringen. Energie is bewustzijn, is creativiteit, en bewustzijn vult jou of het straalt uit jou.

Of je bewust bent, heeft met je mate van betrokkenheid te maken (daar horen ook je benen en je tenen bij). En je kunt ergens pas betrokken bij raken wanneer je het eerst erkent, precies zoals het nu voor jou is. Dus, geen erkenning en geen betrokkenheid, is geen bewustzijn, oftewel 'onbewust'. Bewustzijn is energie, dus dan geldt ook: waar geen erkenning en betrokkenheid is, daar is ook geen energie. De energie 'lekt' daar weg, eenvoudig omdat ze verbruikt wordt zonder aangevuld te worden door de bron van energie: het bewustzijn dat levende, lichamelijke processen bezielt. Je zou kunnen zeggen dat 'weglekken', of 'leeglopen', betekent eigenlijk 'niet aangevuld worden'. De Chinezen spreken over het verbinden van Hemel (geest en kosmos) en Aarde (lichaam en materie). Jouw bewuste aanwezigheid in je lichaam op dit moment vormt die verbinding. Je bent dan een kanaal voor de scheppende en herstellende energieën. (De basale levende lichamelijke processen waar ik over spreek, zijn ademhaling, eten en drinken, seksualiteit en in het algemeen genieten.)

Waar de aandacht gaat, gaat de energie. Daar is ook het bewustzijn en daar komt ook iets tot leven. Lichaam en bewustzijn, Aarde en Hemel, hebben ieder hun autonome processen die hoe dan ook doorgaan, omdat ze zelf levend zijn en daarmee jou op een fundamentele manier dragen en in leven houden. Maar wanneer ze samen komen in het krachtpunt van nu, samengebracht door de aandacht, gebeurt er iets bijzonders. Er is dan herstel, inspiratie, nieuwe zin, creativiteit, keuze, spontaniteit en bewuste verbinding.

Het gaat er in wezen om zo krachtig mogelijke momenten in het nu te creëren. 'Krachtig' in de zin van zo volledig mogelijk bewust van wat is (waarnemen en erkennen) en zo betrokken mogelijk zijn bij dit moment (betrokken handelen). Rituelen hebben deze functie, net als oefeningen. Breng adem, beweging en bewustzijn tezamen. Kies één van deze drie als vertrekpunt en voeg de andere twee daar bewust aan toe.


Geraadpleegde literatuur

Armstrong, Karen, 2005, De grote transformatie. Het begin van onze religieuze tradities, De Bezige Bij

Dossey, Larry, 2000, Helende woorden. De kracht van gebed en meditatieve inkeer, Altamira-Becht

Eliade, Mircea, 1962, Het gewijde en het profane. Een studie over religieuze essentie, C. de Boer jr. / Paul Brand

Eliade, Mircea, 1975, Yoga. Scholen, technieken en verschijningsvormen in hindoeïsme, boeddhisme en tantrisme, Meulenhoff

Goleman, Daniel, 1997, Innerlijke rust. Meditatietechnieken in oost en west, Contact

Graaf, Jan de, 1993, De hemel heeft voeten in de aarde, Inspiratie

Harner, Michael, 2001, De weg van een sjamaan, Altamira-Becht

Harvey, Andrew, 2002, Het directe pad. Ervaar het goddelijke in de grote spirituele tradities, Altamira-Becht

Klimo, Jon, 1989, Channeling: een onderzoek naar het ontvangen van mededelingen uit paranormale bronnen, Mirananda

Lowen, Alexander, 1987, Genieten, Servire (oorspr. Pleasure, 1970)

Lowen, Alexander, 1992, De spiritualiteit van het lichaam, Servire

Opsopaus, John, 2002-2004, ‘Epitome Theologiae Pythagoricae. Being a Summary and Synthesis of Pythagorean Doctrine’, Biblioteca Arcana

Reed, Edward S., 1997, From Soul to Mind. The Emergence of Psychology, from Erasmus Darwin to William James, Yale University Press

Sheldrake, Rupert & Fox, Matthew, 1997, Wetenschap & Spiritualiteit, Kosmos Z&K

Sheldrake, Rupert, Ralph Abraham, Terence McKenna, 1995, Trialogen op de rand van het westers denken, Kosmos Z&K

Winn, Michael, 2002, ‘The Seven Dao Alchemy Formulas of the Immortal Self’, www.healingdao.com